6 december 2016

Gaarvatting van de naamwoorden

 De taal is noch yn ûntwikkeling. Dizze lêst jout de steat wer op dit stuit.

Vorming van het meervoud

  • Het meervoud wordt gevormd door een achtervoegsel aan het zelfstandig naamwoord toe te voegen. Het achtervoegsel wordt bepaald door de klasse en de betekenis van het woord.

Woordklassen en meervouds-achtervoegsels

  • mensen, familieleden, beroepen: -ljù (-ljuh)
  • landdieren met vacht, levend: -bisten
  • landdieren met vacht, als voedsel: -fleis
  • landdieren met veren, levend of als voedsel: -foegelt
  • landdieren zonder vacht die over de grond bewegen: -kroepsel
  • landdieren zonder vacht die door de lucht bewegen: -fleansel
  • waterdieren, levend of als voedsel: geen afzonderlijke vorm
  • bomen, gebundelde planten: -bosk
  • overige afzonderlijk te onderscheiden planten: -gewaaks
  • niet te onderscheiden plantaardige levensvormen: geen afzonderlijke vorm
  • planten of plantedelen die na verhitting worden gegeten: -griènte (-grieente)
  • planten of plantedelen die onverhit worden gegeten: -fruit
  • lichaamsdelen of kledingstukken in paren: -ens
  • gebouwen: -bouwsels
  • gebruiksvoorwerpen, voertuigen: -tuuch
  • overige telbare voorwerpen: -gwod
  • ontelbare voorwerpen, substanties: -soàd (-soad)
  • niet-stoffelijke zaken: -spul

Verkleinvormen

  • Het verkleinwoord wordt gevormd door het achtervoegsel -tsje. Als dat moeilijk uit te spreken is, wordt dit -sje, en anders -je.
  • Het meervoud van de verkleinvorm wordt gevormd met een -s achter het verkleinwoord.
  • Als het grondwoord een lange klank heeft, wordt deze kort.
  • Als het grondwoord een tweeklank heeft, wordt deze een eenklank.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten