Gaarvatting van de naamwoorden
De taal is noch yn ûntwikkeling. Dizze lêst jout de steat wer op dit stuit.
Vorming van het meervoud
- Het meervoud wordt gevormd door een achtervoegsel aan het zelfstandig naamwoord toe te voegen. Het achtervoegsel wordt bepaald door de klasse en de betekenis van het woord.
Woordklassen en meervouds-achtervoegsels
- mensen, familieleden, beroepen: -ljù (-ljuh)
- landdieren met vacht, levend: -bisten
- landdieren met vacht, als voedsel: -fleis
- landdieren met veren, levend of als voedsel: -foegelt
- landdieren zonder vacht die over de grond bewegen: -kroepsel
- landdieren zonder vacht die door de lucht bewegen: -fleansel
- waterdieren, levend of als voedsel: geen afzonderlijke vorm
- bomen, gebundelde planten: -bosk
- overige afzonderlijk te onderscheiden planten: -gewaaks
- niet te onderscheiden plantaardige levensvormen: geen afzonderlijke vorm
- planten of plantedelen die na verhitting worden gegeten: -griènte (-grieente)
- planten of plantedelen die onverhit worden gegeten: -fruit
- lichaamsdelen of kledingstukken in paren: -ens
- gebouwen: -bouwsels
- gebruiksvoorwerpen, voertuigen: -tuuch
- overige telbare voorwerpen: -gwod
- ontelbare voorwerpen, substanties: -soàd (-soad)
- niet-stoffelijke zaken: -spul
Verkleinvormen
- Het verkleinwoord wordt gevormd door het achtervoegsel -tsje. Als dat moeilijk uit te spreken is, wordt dit -sje, en anders -je.
- Het meervoud van de verkleinvorm wordt gevormd met een -s achter het verkleinwoord.
- Als het grondwoord een lange klank heeft, wordt deze kort.
- Als het grondwoord een tweeklank heeft, wordt deze een eenklank.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten