29 september 2016

Bakje en smookje

Dit stik bout foart op in ierdere beskouing van de tiidwurden.

We hebben het eerder gehad over het Afrikaans als model voor de werkwoordsvervoeging in het Gaarfries. Na een nachtje slapen doet het toch wat kunstmatig aan. Bovendien mist het iets wat de Friese talen hun karakter geeft. Men kan zich ook afvragen of het zinvol is om zo rigoureus in de vervoegingen te snoeien: alle sprekers van de Friese talen zijn hiermee immers vertrouwd. Eigenlijk liggen de moeilijkheden niet daar, maar in de reusachtige hoeveelheid van sterk tot onregelmatig variërende werkwoordsvormen, die bovendien van taal tot taal verschillen. Dit vraagstuk vraagt om een andere benadering.

De eenvoud van de tijden en wijzen is waard om te behouden, maar laten we de vervoeging van het Afrikaans even voor wat het is. Laten we in plaats daarvan naar een paar Friese talen kijken.

Dit is de vervoeging in het Westerlauwers Fries, voor zwakke werkwoorden die op '-e' eindigen:
ik bak
do bakst
hy/sy/it bakt
wy/jimme/jo/sy bakke
Dit is de tweede vervoeging in dezelfde taal, voor zwakke werkwoorden die op '-je' eindigen:
ik *bakje
do *bakkest
hy/sy/it *bakket
wy/jimme/jo/sy *bakje
Ten overvloede: 'bakke' behoort volgens het boekje tot de eerste groep, vandaar de asterisk voor '*bakje'. (Maar je weet maar nooit of 'bakje' toch in een plaatselijke variant wordt gebezigd.)

Het Liwwadders kent maar één vervoegingspatroon. Dat gaat als volgt:
ik bak
dou bakst
hij/sij/ut bakt
we/jum/jou/se bakke
Het Bildts staat wat verder van het Nederlands af, maar heeft eveneens aan één patroon genoeg:
ik bak
dou bakst
hij/sij/'t bakt
wij/jimme/sij bakke
Gezien de overeenkomsten ligt het voor de hand om het eerste pratroon gewoon te blijven volgen. Zo blijven de meest gangbare werkwoorden voor iedereen herkenbaar:
ik smook
dów smookst
hy smookt
wy smoke
Een lastiger vraagstuk is het voltooid deelwoord. Dat zou volgens de vervoeging van bovenstaande talen 'bakt', '*bakke', of 'bakken' kunnen zijn. Daarbij lopen we bovendien tegen het probleem van de sterke werkwoorden aan. Het zou onbegonnen werk zijn om 200 afwijkende vormen uit het hoofd te leren, laat staan om de grammaticaboeken van alle Friese talen door te gaan spitten en daaruit al die vormen te moeten kiezen. We moeten dus voor één vorm kiezen, en - ten overvloede - 'ge-' hoort in de Friese talen niet thuis.
Eén blik in de lijst van sterke werkwoorden in het Bildts woordenboek, en een nader onderzoek van het Westerlauwers, leert dat het leeuwendeel van de sterke werkwoorden op '-en' of '-n' eindigt. Als je ook nog bedenkt dat de archaische ablaut-verschijnselen waaruit de sterke werkwoorden ooit zijn voortgekomen in onze tijd niet meer nodig zijn, ligt de oplossing daar:
Ik ha bakken,
dów hast smoken.
Het vraagstuk dat hiermee overblijft is het hele werkwoord. De meervouds-persoonsvorm op '-e' kunnen we niet gebruiken, want in de Friese zinsbouw wordt er te pas (en zo nu en dan te onpas) een '-n' achter het hele werkwoord geplakt. Je zou dan 'te bakken' krijgen, wat weer verwarring zou geven met het voltooid deelwoord. Zo is er toch nog een kleine maar dragende rol weggelegd voor die typisch Friese uitgang '-je'. En - naar het voorbeeld van het Bildts - gebruiken we het hele werkwoord ook als gebiedende wijs.
Bakje! Mar mast net smookje.
Mei dank oan Andries, dy 't mij syn 'Woordeboek fan 't Bildts' útleend had

Geen opmerkingen:

Een reactie posten