Het is duidelijk dat deze mate van complexiteit een obstakel zou opleveren voor de Friestalige die naar het Gaarfries zal willen overstappen. Voor de nieuwkomer zou het zelfs een onneembare vesting vormen die het zich eigen maken van de nieuwe taal onbereikbaar zou maken. Gelukkig kan het eenvoudiger, want een dergelijke vormenrijkdom is niet nodig. Het Engels, een aan het Fries nauw verwante taal, bewijst het dagelijks en wereldwijd met zijn eenvoudige werkwoordsysteem. De eenvoud van het Engelse werkwoord is zelfs nog verder doorgevoerd in een andere Westgermaanse taal: het Afrikaans. Vanwege de verwantschap met de Friese talen zou deze taal als model kunnen dienen voor het Gaarfriese werkwoord.
Laten we het Afrikaanse werkwoord 'te bak' (bakken) als voorbeeld nemen:
De vervoeging in de tegenwoordige tijd is als volgt:
ik bakDe verleden tijd is eenvoudig gemaakt:
jy bak
hy bak
ons bak
julle bak
hulle bak
ik het gebakEnzovoort, enzovoort. Het onderscheid tussen voltooid verleden tijd en onvoltooid verleden tijd is nergens voor nodig. Wat gebeurd is is gebeurd. De toekomende tijd is net zo eenvoudig:
jy het gebak
ik sal bakZo eenvoudig kan het dus zijn: je neemt de eerste persoon enkelvoud, en gebruikt dat als basis voor alle werkwoordsvormen. Voor een Friese eenheidstaal is het Afrikaanse model toch niet helemaal passend. Ten eerste kan de bijzondere vorm van de tweede persoon enkelvoud beslist niet gemist worden: die is eigen aan de Friese talen. Daarentegen hoort voor het voltooid deelwoord 'ge-' beslist niet thuis. Maar dit weglaten zonder enige toevoeging zou het lastig herkenbaar maken. Een paar aanpassingen zijn dus nodig, maar we kunnen het aantal vormen beperkt houden.
Het werkwoord wordt dan in de tegenwoordige tijd als volgt vervoegd:
ik bakHet deelwoord van de verleden tijd maken we door een '-t' toe te voegen. De vervoeging wordt als volgt:
do bakst
hij bak
wij bak
jim bak
sij bak
ik ha baktHet hele werkwoord maken we herkenbaar door de toevoeging van een typisch Friese uitgang: 'je'.
do hast bakt
hij ha bakt
wij ha bakt
jim ha bakt
sij ha bakt
bakje
Daarmee hebben we ook de toekomende tijd, de voorwaardelijke wijs, het actief deelwoord,de aansporende wijs, en de gebiedende wijs:
ik sil bakjeHier is nog een voorbeeld, dat in het Westlauwers Fries volgens het tweede patroon vervoegd zou worden, maar in het Gaarfries net zo gemakkelijk wordt:
ik soe bakje
bakjend
mast bakje
bakje!
ik éamel
do éamelst
hij éamel
wij éamel
ik ha éameltHier zijn nog een paar voorbeelden:
mast net éamelje
ik praat
do praast (de 't' valt weg in de uitspraak en de spelling)
hij praat
wij praat
ik ha praat (één 't' is genoeg)
praatje net sa folle!
ik luuster
do luusterst
hij luuster
wij luuster
ik ha luustert
mast rus luusterje
ik smook
do smookst
hij smook
wij smook
ik ha smookt
meist jir net smookje
Mei dank oan Fieke, foar it bepleitsjen om '-je' en '-st' der yn te hâlden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten