6 december 2016

Gaarvatting van de zinsbouw

De taal is noch yn ûntwikkeling. Dizze lêst jout de steat wer op dit stuit.

Ontkenning

  • Een bevestigende zin wordt ontkennend gemaakt met het woord net

Vraag

  • Een vraagzin wordt gevormd door het omkeren van de volgorde van het onderwerp en de persoonsvorm. Tevens wordt het woord (juh) achter aan de zin toegevoegd.

Gaarvatting van het werkwoord

Vervoeging

Het hele werkwoord (noemvorm)

  • Het hele werkwoord eindigt op -je
  • De gebiedende wijs is gelijk aan het hele werkwoord.

De persoonsvorm

Er zijn vier persoonsvormen. Deze worden als volgt vervoegd:
  1. eerste persoon enkelvoud: geen uitgang
  2. tweede persoon enkelvoud: eindigt op -st
  3. derde persoon enkelvoud: eindigt op -t
  4. alle personen, meervoud: eindigt op -e
 De persoanlile foarnammewurden binne op dit stuit noch net fêststeld.

De deelwoorden

  • Het passief deelwoord eindigt op -en.
  • Het actief deelwoord eindigt op -jend.

De doelvorm (gerundium)

  • De doelvorm eindigt op -jen.

Onregelmatige werkwoorden

Afwijkend van het normale verbuigingspatroon zijn de volgende werkwoorden:
weàze
ik bin
do bist
hy is
wy binne
ik ha wezen
havje
ik ha
do hast
hy hat
wy hawwe
ik ha hân
Het Gaarfries kent geen sterke werkwoorden.

Tijden

Bedrijvende vorm

Het Gaarfries kent drie tijden:
  • de tegenwoordige tijd: de persoonsvorm
  • de verleden tijd: persoonsvorm van het hulpwerkwoord havje met passief deelwoord
  • de toekomende tijd: persoonsvorm van het hulpwerkwoord sille met hele werkwoord
De onvoltooide tijd en de voltooide tijd worden niet onderscheiden.

Lijdende vorm

Deze kent twee tijden:
  • de tegenwoordige tijd: persoonsvorm van het hulpwerkwoord wudje met passief deelwoord
  • de verleden tijd: persoonsvorm van het hulpwerkwoord weàze met passief deelwoord

Wijzen

De aantonende wijs, oftewel de vorm die de werkelijkheid uitdrukt, bestaat uit de vormen zoals hierboven beschreven.

De overige voorstelwijzen worden uitgedrukt met een persoonsvorm van een hulpwerkwoord in combinatie met het hele werkwoord.
  • Handelingen die noodzakelijk, vereist of verlangd worden, worden uitgedrukt met matje. Tevens is dit de aanvoegende wijs.
  • Een handeling die men zich voorstelt, maar niet werkelijk plaats vindt, wordt uitgedrukt met soèje
  • Een handeling die gewild is, mogelijk is, of toegestaan is, wordt uitgedrukt met wolje, kînje, respectievelijk myje.
  • Een handeling die men niet zelf uitvoert, wordt uitgedrukt met litje.

Gaarvatting van de naamwoorden

 De taal is noch yn ûntwikkeling. Dizze lêst jout de steat wer op dit stuit.

Vorming van het meervoud

  • Het meervoud wordt gevormd door een achtervoegsel aan het zelfstandig naamwoord toe te voegen. Het achtervoegsel wordt bepaald door de klasse en de betekenis van het woord.

Woordklassen en meervouds-achtervoegsels

  • mensen, familieleden, beroepen: -ljù (-ljuh)
  • landdieren met vacht, levend: -bisten
  • landdieren met vacht, als voedsel: -fleis
  • landdieren met veren, levend of als voedsel: -foegelt
  • landdieren zonder vacht die over de grond bewegen: -kroepsel
  • landdieren zonder vacht die door de lucht bewegen: -fleansel
  • waterdieren, levend of als voedsel: geen afzonderlijke vorm
  • bomen, gebundelde planten: -bosk
  • overige afzonderlijk te onderscheiden planten: -gewaaks
  • niet te onderscheiden plantaardige levensvormen: geen afzonderlijke vorm
  • planten of plantedelen die na verhitting worden gegeten: -griènte (-grieente)
  • planten of plantedelen die onverhit worden gegeten: -fruit
  • lichaamsdelen of kledingstukken in paren: -ens
  • gebouwen: -bouwsels
  • gebruiksvoorwerpen, voertuigen: -tuuch
  • overige telbare voorwerpen: -gwod
  • ontelbare voorwerpen, substanties: -soàd (-soad)
  • niet-stoffelijke zaken: -spul

Verkleinvormen

  • Het verkleinwoord wordt gevormd door het achtervoegsel -tsje. Als dat moeilijk uit te spreken is, wordt dit -sje, en anders -je.
  • Het meervoud van de verkleinvorm wordt gevormd met een -s achter het verkleinwoord.
  • Als het grondwoord een lange klank heeft, wordt deze kort.
  • Als het grondwoord een tweeklank heeft, wordt deze een eenklank.

4 december 2016

De tomatentwist

Dit stik is it ferfolch op een ierder stik oer it meartal.
Om de lizzer oan de nije stavering wenne te litten, wurde de Gearfryske wurden hjir mei en sûnder aksinten skreaun.

De classificatie van tomaten is in het Nederlands een twistappel. In de ogen - en in de mond - van koks en consumenten is de tomaat een groente, vanwege zijn hartige smaak. Ook groentehandelaren brengen de tomaat aan de man als een groente, en wordt daarin gesteund door de Amerikaanse wetgeving. Biologen daarentegen weten dat de de tomaat eigenlijk een bes is. Zij zijn er dan ook stellig van overtuigd dat de tomaat een vrucht moet worden genoemd. Tuinders zien de tomaat weer als een kruidachtig gewas, en beschouwen de vruchten daarvan als een groente.

Hoe zit dat in het Gaarfries? Eerder hebben we het meervoud in het dierenrijk behandeld. Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten we het plantenrijk nader gaan bestuderen.

Net als bij de dieren, worden er onder de planten een een paar categorieën onderscheiden. De meeste planten vallen onder dezelfde groep:
stikel, stikelgewaaks
brohnnettel (brânnettel), brohnnettelgewaaks
Bomen hebben een eigen meervoudsvorm, die tamelijk voor de hand ligt:
boekebeam, boekebeamebosk
lik, likkebosk
Plantaardige levensvormen, waarbij geen afzonderlijke planten te onderscheiden zijn, kennen geen afzonderlijke meervoudsvorm. Die is overigens ook niet nodig.
gehs (gês)
moas
liguster
Bij bloemen kunnen de twee eerstgenoemde vormen allebei voorkomen. Zolang ze nog in de grond zitten worden ze gewoon als elke andere plant beschouwd:
roas, roazegewaaks
hiensteblom, hiensteblommegewaaks
Echter, als u ze geplukt heeft, in de winkel koopt, aan iemand cadeau geeft, of ze schuin onder water afsnijdt en in een vaasje op het dressoir zet, worden ze als boompjes beschouwd:
roas, roazebosk
hiensteblom, hiensteblommebosk
Net als dieren vormen ook planten een bron van culinair genot, zoals menigeen die met de Friese keuken bekend is zal kunnen beamen. De meervoudsvorm is afhankelijk van de wijze waarop het betreffende plantendeel gewoonlijk wordt klaargemaakt voor menselijke consumptie. De eerste groep wordt doorgaans gekookt, gebakken, gegrild, gepoft, of in de combi-magnetronoven gedaan voordat men deze opdient:
jirpel, jirpelgrieente (jirpelgriènte)
blomkoal, blomkoalgrieente (blomkoalgriènte)
spruut, sprutegriente (sprutegriènte)
Wat rauw wordt gegeten, behoort tot de tweede categorie:
par, parrefruit
sinesappel, sinesappelfruit
druuuf (drúúf), druuvefruit (drúvefruit)
Is de tomaat nu een groente of een vrucht? Gelukkig hoeven wij ons niet te mengen in de tomatentwist, want in het Gaarfries zijn de regels eenduidig. De tomaat is een gewas, waarvan de eetbare delen zowel verhit als onverhit worden gegeten. Bij elk gebruik is er een passende meervoudsvorm:
tomaat, tomategrieente (tomategriènte), tomatefruit, tomategewaaks
En dit kun je er ook nog van maken:
tomatesop
Lekker iten. Of drinken.

3 december 2016

Het Finse model

Dit stik bout foart op in ierdere beskouing fan de stavering.

Tot nu hoe hebben we voor de spelling van het Gaarfries het Haagse model gevolgd. Daarbij geven we lange klanken weer met accenten:
báás, féést, smóók, tsíés, drúúf, móés
twá, sé, kó
sât, dêr, rôt
Maar om telkens die accenten te moeten typen blijkt best lastig te zijn. Je hebt er dode toetsen bij nodig. Als je pech hebt, moet je daarbij steeds de alt-toets ingedrukt houden - en niet vergeten die tijdig weer los te laten. De onvermijdelijk hieruit voortkomende typefouten moeten vervolgens weer gecorrigeerd worden met de nodige slagen op de backspace-toets. Zo worden er voortdurend aanslagen gepleegd op je vingertoppen, riskeer je RSI, en een vroegtijdig levenseinde voor je toetsenbord. Daarnaast bestaan er apparaten die niet eens de beschikking hebben over de volledig gevulde Unicode-letterbak. Als Gaarfriestalige zou je daarmee ook nog een communicatieprobleem krijgen.  Gelukkig is er een simpel en doeltreffend alternatief, dat zelfs werkt als je toestel uitsluitend voor Engelstaligen is ontworpen:
baaas, feeest, smoook, tsiies, druuuf, mooes
twaa, see, koo
Om een lange klank van een korte te onderscheiden, verdubbel je gewoon de letter. En als een klank met meer dan een letter wordt geschreven, verdubbel je de eerste letter. Het gaat zo wel wat op Fins lijken, en dat is geen toeval. Ook in het Fins worden namelijk korte en lange klinkers van elkaar onderscheiden, en wel op deze manier.

Hè bah! Bij lange gesloten klinkers gaat die vlieger toch niet op. Als je daar de klinker verdubbelt, krijg je de spelling van een korte open klank:
*saat, *deer, *root
Om verwarring te vermijden, moeten we terugvallen op een schrijfwijze, die toch een beetje Haags aandoet:
saht, dehr, roht
Tot dusver was het ook worstelen met een aantal tweeklanken, die niet in het Nederlands voorkomen. Volgens het Haagse model zou je ze als volgt kunnen schrijven:
bíèr, béàm, natúèr, hóéèd, fréúèn, bóéèr, sóàd
Maar door gewoon een extra klinker erachter te zetten, kunnen we ons wederom een hoop lastige toetsaanslagen besparen:
bieer, beeam, natuuer, hoeed, freuen, boeer, sooad
Soms liggen eenvoudige oplossingen minder voor de hand dan je zou denken. En soms ook wat meer.

23 november 2016

Hier ligt een Fries

In de krant stond vandaag een opmerkelijk bericht. Een bedrijf uit Holland had bijna een badhanddoek met een amusante Friese tekst op de markt gebracht. Door oplettende Friese burgers werd de fabrikant echter gewezen op een vermeende spelfout. Op het nippertje werd het bedrukken van de partij handdoeken afgeblazen.

De juiste tekst had moeten luiden: 'Hijr leit in Fries'. In het Nederlands betekent dat zoiets als 'Hier ligt een Fries', in de zin van 'een persoon met een Friese identiteit', hetgeen de ontwerper van de handdoek moet hebben beoogd.


De tekst in het oorspronkelijke ontwerp had een iets andere betekenis, maar was taalkundig gezien beslist niet fout geweest. Er stond namelijk: 'Hjir leit in Frysk'. Dat betekent: 'Hier ligt een Fries' in de zin van 'een Friese taal'. Het is jammer dat de fabrikant heeft afgezien van de productie van het badlaken, want het had een sprekend merchandise-artikel voor de promotie van ons taalproject kunnen zijn.

6 oktober 2016

Over koeien en kalfjes

in het Nederlands zijn de regels voor het meervoud betrekkelijk eenvoudig. Over het algemeen eindigt het meervoud op '-en', en als dat dat moeilijk uit te spreken is, op '-s'. De Friese talen kennen veel meer meervoudsvormen dan het Nederlands. De toepassingsregels voor die vormen verschillen ook nog eens tussen de Friese talen onderling. Hoe houden we het in het Gaarfries overzichteljk zonder het Friese karakter uit het oog te verliezen?

Om de best passende meervoudsvorm te vinden, moeten we de woorden indelen in categorieën. Allereerst moeten we een verdeling maken tussen levende wezens en andere zaken. Die kunnen we weer onderverdelen in plantaardige en dierlijke wezens. Op deze laatste groep zullen we hier wat nader ingaan.

Voor menselijke wezens geeft het Westerlauwers het voorbeeld. Het meervoud eindigt op '-ljuh', wat zoiets betekent als 'lieden' of 'lui'.
man, manljuh
frâl, frâlljuh
âde, âdeljuh
buuèr, buuèrljuh
jonge, jongeljuh
Deze categorie is niet alleen voor van toepassing op familieleden en sociale relaties, maar bijvoorbeeld op beroepen:
boeèr, boeèrljuh
slachter, slachterljuh
bakker, bakkerljuh
burgemaster, burgemasterljuh
pliesje, pliesljuh pliesje
timmerman, timmermanljuh timmerljuh
Aan het Schiermonnikoogs ontlenen we de meervoudsvorm voor dieren met een vacht, die op het land leven. De grootte van het dier doet er niet toe.
kó, kóbisten
kjel, kjellebisten
hóén, hóénebisten
kot, kottebisten
baarch, baarchebisten
skieèp, skieèpebisten
bôk, bôkbisten
móés, móézebisten
Bovengenoemde woorden hebben betrekking op levende dieren. Als gerecht hebben ze een andere vorm:
kówefleis
baarchefleis
skieèpefleis
Dieren met veren vormen een eigen groep. Hier wordt geen onderscheid gemaakt tussen een meerdere levende dieren n het gerecht. Let op: beide vormen zijn grammaticaal enkelvoudig.
dó, dówefoegelt
ein, einefoegelt
piek, piekefugelt
skríés, skríésfoegelt
jerrebarre, jerrefoegelt
Een derde groep zijn kleine dieren zonder vacht, die zich laag over de grond bewegen. Hier bestaat geen aparte vorm voor het dier als gerecht, aangezien deze dieren in Friesland over het algemeen niet gegeten worden.
gers, gerskroepsel
slang, slangekroepsel
eamel, eamelkroepsel
krokkedil, krokkedillekroepsel
Een vierde te onderscheiden groep zijn kleine dieren zonder veren, die zich door de lucht bewegen. Ook deze worden niet gegeten.
neef, nevefleansel
by, byfleansel
hopke, hopkefleansel
Dieren die in het water leven vormen de laatste groep. Hier wordt er in het geheel geen onderscheid gemaakt tussen een enkel dier, meerdere levende dieren, of het gerecht.
fisk
jerring
kabbeljau
walfisk
inketspuier
Over het plantenrijk zullen we het een andere keer hebben.

In dit stik binne hjir en dêr wat staveringsflaters weihelle en wat wurden ferbettere.

5 oktober 2016

Gaarvatting van de spelling

De taal is noch yn ûntwikkeling. Dizze lêst jout de steat wer op dit stuit.

Algemeen

  • In beginsel worden de spellingsregels van het Nederlands gehanteerd. De spelling van andere talen, zoals het Fries en het Bildts, speelt geen rol.
  • Elk woord wordt zo geschreven als het wordt uitgesproken, en vice versa.
  • Stomme letters, alsmede letters die in de uitspraak wegvallen, worden niet geschreven.

Medeklinkers

  • De medeklinkers b, d, f, h, j, k, l, m, n, p, s, t, v, w en z worden uitgesproken zoals in het Nederlands.
  • De stemhebbende g-klank (als in het Engels 'good') wordt altijd geschreven met g. De stemloze g-klank (als in het Duitse 'ich') wordt altijd geschreven met ch.
  • Een woord begint nooit met ch, v of z. In plaats daarvan wordt g, f, of s geschreven. 
  • De r kan zowel voorin de mond (op zijn Fries) als achterin de mond (op zijn Hollands) worden uitgesproken.
  • Opeenvolgende klinkers van afzonderlijke lettergrepen worden van elkaar gescheiden met een j of een w Het trema wordt niet gebruikt
  • De q, de x, en de c als afzonderlijke letter worden niet gebruikt.

Eenklanken

  • Korte open eenklanken worden geschreven zoals in het Nederlands: aa, ee, ie, oo, uu, oe, eu. In open lettergrepen worden deze, zoals in het Nederlands, geschreven als: a, e, i, o, u, oe, eu.
  • Korte gesloten eenklanken worden geschreven zoals in het Nederlands: a, e, i, o, u.  In open lettergrepen worden deze geschreven als à, è, ì, ò, ù. Alternatief kunnen deze in open lettergrepen gespeld worden als ah, eh, ih, oh, uh.
  • Lange open eenklanken worden geschreven met een accent aigu: áá, éé, íé, óó, úú, óé. In open lettergrepen worden deze geschreven als: á, é, í, ó, ú, óé. Alternatief kunnen deze gespeld worden als aaa, eee, iie, ooo, uuu, ooe, respectievelijk aa, ee, ii, oo, uu, ooe.
  • Lange gesloten eenklanken worden geschreven als: ê, ô. Alternatief kunnen deze gespeld worden in gesloten lettergrepen als eh, oh, of in open lettergrepen als eeh en ooh.
  • De schwa (als in 'de') wordt geschreven zoals in het Nederlands als e. Als het onderscheid met de e-klank niet zonder meer duidelijk is, wordt de schwa geschreven als u.

Tweeklanken

  • De volgende tweeklanken worden geschreven als in het Nederlands: ui, aai, ooi, oei, ai, oi.
  • De ongebroken tweeklanken worden geschreven als , , oà, oeè, , euè. Alternatief kunnen deze geschreven worden als eea, iee, ooa, oee, uue, eue.
  • De gebroken tweeklanken worden geschreven zoals uitgesproken: je, ji, wa, wo.
  • De au-klank wordt altijd geschreven als au. Er is heen onderscheid met 'ou'.
  • De ij-klank wordt altijd geschreven als y. Er is geen onderscheid tussen 'ij' en 'ei'.

Drieklanken

  • De drieklanken worden geschreven als: woi, wai, waai.

Neusklanken

  • De neusklanken worden geschreven als ĩ, , ẽũ. Alternatief kunnen deze geschreven worden als eein, ein, euin.

3 oktober 2016

Kleine dingen zijn niet lang

In de Friese talen worden woorden veelvuldig verkleind. Als we hier het model van het Engels zouden hanteren zouden we 'hondje' eenvoudigweg kunnen vertalen als 'un lietse hóén'. Maar dan lijkt het in de verste verte niet meer op een Friese taal. Vereenvoudiging is prijzenswaardig - en zelfs gewenst - maar een in het zelfstandig naamwoord geïntegreerde verkleinvorm is een karakteristieke eigenschap die in een gemeenschappelijke Friese taal gewoonweg niet gemist kan worden.

Helaas maken de Friese talen het ons niet zo gemakkelijk. Een inventarisatie onder een paar Friese talen levert een hele trits verschillende uitgangen op: '-tsje', '-ke', '-je', -ky', '-ty', '-py', '-chy', '-sy', of '-y'. De regels voor de juiste toepassing van deze uitgangen zijn ingewikkeld, en variëren bovendien tussen de Friese talen onderling. Daarnaast kennen veel woorden een klankverschuiving. In het Westerlauwers is een huis een 'hûs' (uitgesproken als [hóés]), en een huisje - overigens tevens het kleinste kamertje - een 'húske' (uitgesproken als [huuske]). Op het Bildt praat men iets minder moeilijk. Een huis is een 'huus' met een langgerekte 'úú', en een huisje is een 'húske', met een korte, open 'u'. Voor het Gaarfries moeten we een evenwicht vinden tussen eenvoud enerzijds, en en het behoud van het Friese karakter van de taal anderzijds.

Allereerst moeten we een selectie maken uit de beschikbare uitgangen. Alle vormen die eindigen op '-ie' vallen af. Het is geen Afrikaans, en elke associatie met een plat Hollands stadsdialect willen we tenslotte ook liever vermijden. Vormen die Vlaams aandoen, zoals '-ske', hebben ook niet de eerste voorkeur. De Nederlandse standaard-uitgang '-je' levert weer verwarring op met het hele werkwoord, dat in het Gaarfries ook vrijwel altijd op '-je' eindigt. 
De voor de hand liggende keuze is in het Westerlauwers Fries veel voorkomende en karakteristieke uitgang: '-tsje'. Die laat zich gemakkelijk toevoegen en herkennen:
montsje
frautsje
kientsje
hoentsje
boltsje
poedtsje poedsje
jiskepontsje
skwaltsje
skoetsje
Helaas past '-tsje' niet overal achter. '*pofstje', '*blomtsje', en '*huustsje' zou je niet kunnen uitspreken. In die gevallen kunnen we terugvallen op een alternatief: '-ke'. Bijvoorbeeld:
pofke
blomke
huuske
dwarpke 
Dan hebben we alleen nog een probleem als een woord eindigt op een '-k', zoals 'bok'. '*boktsje' is niet uitspreekbaar, en '*bokke' klinkt niet als een verkleinwoord. In dat soort gevallen rest er niets anders dan '-je'.
bokje
bóésboekje
Vervolgens is de vraag wat te doen met de klankverschuivingen. Totale omvorming is niet nodig. In het Westerlauwers gebeurt dit met sommige woorden, maar sommige ook niet. De Friso-Frankische doen het over het algemeen helemaal zonder, en dat is geen probleem. Aan de andere kant zou een te rigide benadering ons taalgevoel geweld aandoen. '*bêdsje', '*bôltsje' of '*húúske' klinken toch wat te geforceerd. Een verkorting van de klank doet toch wat natuurlijker aan:
bêd, bedsje
bôle, boltsje
húús, huuske
Deze regel is gemakkelijk uit te leggen en te onthouden: kleine dingen zijn nou eenmaal niet lang.

Nochris dank oan Andries, foar it útlienen fan syn eksemplear fan it 'Woordeboek fan 't Bildts'.
De gearfatting is ferpleatse nei it stik 'Gaarvatting'.

De Weaze en andere wijzen

Dit stik baut fierder op dit stik en op dat stik oer de tiidwurden.

Eerder hadden dat we geconcludeerd dat we het Afrikaanse model enigszins moesten loslaten ten gunste van een meer Franko-Fries model. Desalniettemin kunnen we het nog steeds goed gebruiken. Tal van vormen die in andere talen het uit het hoofd leren van lange rijen verbuigingen en vervoegingen zouden vereisen, kunnen met eenvoudige constructies worden uitgedrukt. Bovendien doen die heel Fries aan.

De verleden tijd was al eens voorbij gekomen. Onmisbaar daarvoor is het hulpwerkwoord 'hafje'. Het wordt ook wel eens gebruikt om bezit of een medische aandoening uit te drukken.
ik ha bakken / un poedsje petat / ut sóér
do hast bakken / un poedsje petat /  ut sóér
hy hat bakken / un poedsje petat / ut sóér
wy hawwe bakken / un poedsje petat / ut sóér
ik ha bakken / un poedsje petat / ut sóér haen hân
Bovengenoemde vorm is de bedrijvende vorm. Voor de lijdende vorm in de tegenwoordige tijd gebruiken we 'wudje'. Dit hulpwerkwoord kunnen we ook gebruiken om een toestand uit te drukken waar men in terecht komt.
ik wud bakken / jelwíés
do wudst wust bakken / jellwíés (probeer die 'd' maar eens uit te spreken)
hy wudt wut bakken / jelwíés (de 'd' is hier niet eens te horen)
wy wudde bakken / jelwíés
ik ha bakken / jelwíés wudden
Natuurlijk is er ook een lijdende vorm in de verleden tijd. Die maken we met 'weaze', dat verder nog dienst doet als uitdrukking van een de toestand waar men reeds in verkeert, een locatie, of vereenzelviging met iets of iemand. Helaas ontkomen we vanwege de herkenbaarheid niet aan een paar onregelmatigheden. Maar zolang dat tot enkele woorden beperkt blijft kunnen we daarmee leven.
ik bin bakken / in Frentsjer / nuver / Napoleon
do bist bakken  / in Frentsjer / nuver / Napoleon
hy is bakken  / in Frentsjer / nuver / Napoleon
wy binne bakken / in Frentsjer / nuver / Napoleon
ik ha bakken / in Frentsjer / nuver / Napoleon wezen
De straatnaam 'De Weaze' in Leeuwarden komt overigens uit de gemeeenschappelijke Oud-Friese taal. De naam betekent 'Het Leven'.

Het hulpwerkwoord voor de toekomende tijd is 'silje'. Dat werkt niet met een deelwoord, maar met het hele werkwoord. Je kunt er ook een doel mee uitdrukken.
ik sil bakje / om soekerbôle
dów silst bakje / om soekerbôle
hy silt bakje / om soekerbôle
wy sille bakje / om soekerbôle
ik ha bakje / om soekerbôle sillen (maar dat zegt men in de praktijk nooit)
We hadden al gezien dat het hele werkwoord dienst kan doen als gebiedende wijs. Maar een aansporing kan ook worden uitgedrukt met het hulpwerkwoord 'matje'. Het wordt tevens gebruikt om uit te drukken, dat een handeling gewenst, noodzakelijk, of vereist is.
ik mat bakje
do matst mast bakje
hy matt mat bakje
wy matte bakje
ik ha bakje matten
Kortweg zegt men ook wel:
mast bakje
Daarmee hebben we ook de aanvoegende wijs te pakken. Deze vorm vind je soms nog in recepten en in Bijbelvertalingen.
Mast un aai nimje.
Jo namme mat heilichen wudje.
Jo keningkrijk mat komje.
Met 'sóéje' kun je uitdrukken, dat een handeling niet daadwerkelijk plaatsvindt, maar voorgesteld wordt. Dat wordt ook wel de voorwaardelijke wijs genoemd.
ik sóé bakje
do sóést bakje
hy sóét bakje
wy sóéwe bakje
ik ha bakje sóéwen sóén
Dit werkwoord wordt wel eens verward met het denkbeeldige werkwoord '*soenje'. Dat bestaat echter niet in het Gaarfries, omdat deze nuance niet past in het bewustzijn van de inwoners van het Friese taalgebied. In plaats daarvan spreekt men van 'tuutsje' of 'lebberje'. Maar dit terzijde.

Met 'kinje' wordt uitgedrukt dat iets mogelijk is.
ik kin bakje
do kinst bakje
hy kint bakje
wy kinne bakje
ik ha bakje kinnen
Met 'meije' wordt uitgedrukt dat iets toegestaan is. Je kunt er ook waardering voor iets of iemand mee uitdrukken.
ik mei bakje / soekerbôle
do meist bakje / soekerbôle
hy meit bakje / soekerbôle
wy meie bakje / soekerbôle
Met 'wolje' wordt een wens of een streven uitgedrukt.
ik wol bakje
do wolst wôst bakje (de 'l' hoor je niet, dus je schrijft hem niet)
hy wolt wôt bakje (hier ook niet)
wy wolle bakje
ik ha bakje wollen
Tot slot is er het hulpwerkwoord 'litje'. Dit is een handig woord, waarmee handelingen worden uitgedrukt die door een ander worden uitgevoerd.
ik lit bakje
do litst list bakje
hy litt lit bakje
wy litte bakje
ik ha bakje litten
En zo hebben we alle wijzen in pacht.

Vragen en ontkennen

De ontkennende wijs is in het Gaarfries niet moeilijk. Om van een bevestigende zin een ontkennende zin te maken voeg je gewoon het woordje 'net' toe:
Ut kin net.
Ik ha de soekerbôle net bakken.
Mast net sa eamelje!
De vragende wijs is net zo gemakkelijk. Elke vraagzin eindigt met het woordje 'juh':
Hawwe jum dat bakken juh?
Mat dat no sa juh?
Komst uut Frentsjer wei juh?

29 september 2016

Het oudste woord

'Suksawat' is een Leeuwarden en omstreken veel gebezigde uitdrukking. Vrij vertaald betekent het zoiets als 'zoiets'. Er is zelfs een internet-gemeenschap naar genoemd.
Veel mensen denken dat 'suksawat' echt Leeuwardens Stadsfries is. Dat is een wijdverbreid misverstand. In goed Stads zegt men 'suksuwat', met [suh], en niet met [sa], zoals in het Westerlauwers Fries. Westerlauwers is het ook niet, want daarin is het 'soksawat'. Maar in het Gaarfries is 'suksawat' volledig correct. Het is het oudst bekende woord in de gemeenschappelijke Friese taal.

Mei dank oan Tsjeard, dy't dit nei foaren brocht hat.

Bakje en smookje

Dit stik bout foart op in ierdere beskouing van de tiidwurden.

We hebben het eerder gehad over het Afrikaans als model voor de werkwoordsvervoeging in het Gaarfries. Na een nachtje slapen doet het toch wat kunstmatig aan. Bovendien mist het iets wat de Friese talen hun karakter geeft. Men kan zich ook afvragen of het zinvol is om zo rigoureus in de vervoegingen te snoeien: alle sprekers van de Friese talen zijn hiermee immers vertrouwd. Eigenlijk liggen de moeilijkheden niet daar, maar in de reusachtige hoeveelheid van sterk tot onregelmatig variërende werkwoordsvormen, die bovendien van taal tot taal verschillen. Dit vraagstuk vraagt om een andere benadering.

De eenvoud van de tijden en wijzen is waard om te behouden, maar laten we de vervoeging van het Afrikaans even voor wat het is. Laten we in plaats daarvan naar een paar Friese talen kijken.

Dit is de vervoeging in het Westerlauwers Fries, voor zwakke werkwoorden die op '-e' eindigen:
ik bak
do bakst
hy/sy/it bakt
wy/jimme/jo/sy bakke
Dit is de tweede vervoeging in dezelfde taal, voor zwakke werkwoorden die op '-je' eindigen:
ik *bakje
do *bakkest
hy/sy/it *bakket
wy/jimme/jo/sy *bakje
Ten overvloede: 'bakke' behoort volgens het boekje tot de eerste groep, vandaar de asterisk voor '*bakje'. (Maar je weet maar nooit of 'bakje' toch in een plaatselijke variant wordt gebezigd.)

Het Liwwadders kent maar één vervoegingspatroon. Dat gaat als volgt:
ik bak
dou bakst
hij/sij/ut bakt
we/jum/jou/se bakke
Het Bildts staat wat verder van het Nederlands af, maar heeft eveneens aan één patroon genoeg:
ik bak
dou bakst
hij/sij/'t bakt
wij/jimme/sij bakke
Gezien de overeenkomsten ligt het voor de hand om het eerste pratroon gewoon te blijven volgen. Zo blijven de meest gangbare werkwoorden voor iedereen herkenbaar:
ik smook
dów smookst
hy smookt
wy smoke
Een lastiger vraagstuk is het voltooid deelwoord. Dat zou volgens de vervoeging van bovenstaande talen 'bakt', '*bakke', of 'bakken' kunnen zijn. Daarbij lopen we bovendien tegen het probleem van de sterke werkwoorden aan. Het zou onbegonnen werk zijn om 200 afwijkende vormen uit het hoofd te leren, laat staan om de grammaticaboeken van alle Friese talen door te gaan spitten en daaruit al die vormen te moeten kiezen. We moeten dus voor één vorm kiezen, en - ten overvloede - 'ge-' hoort in de Friese talen niet thuis.
Eén blik in de lijst van sterke werkwoorden in het Bildts woordenboek, en een nader onderzoek van het Westerlauwers, leert dat het leeuwendeel van de sterke werkwoorden op '-en' of '-n' eindigt. Als je ook nog bedenkt dat de archaische ablaut-verschijnselen waaruit de sterke werkwoorden ooit zijn voortgekomen in onze tijd niet meer nodig zijn, ligt de oplossing daar:
Ik ha bakken,
dów hast smoken.
Het vraagstuk dat hiermee overblijft is het hele werkwoord. De meervouds-persoonsvorm op '-e' kunnen we niet gebruiken, want in de Friese zinsbouw wordt er te pas (en zo nu en dan te onpas) een '-n' achter het hele werkwoord geplakt. Je zou dan 'te bakken' krijgen, wat weer verwarring zou geven met het voltooid deelwoord. Zo is er toch nog een kleine maar dragende rol weggelegd voor die typisch Friese uitgang '-je'. En - naar het voorbeeld van het Bildts - gebruiken we het hele werkwoord ook als gebiedende wijs.
Bakje! Mar mast net smookje.
Mei dank oan Andries, dy 't mij syn 'Woordeboek fan 't Bildts' útleend had

Erkenning voor het Gaarfries

Heugelijk nieuws: vandaag heeft de FRISO (Friesian Intraregional Standards Organization) bekend gemaakt dat zij een code heeft toegewezen aan het Gaarfries, volgens de intraregionale FRISO-norm voor taalcodering.

Het Gaarfries is geregistreerd onder de benaming 'Gather Friesian'. De code volgens FRISO 639-1 wordt 'gf', en volgens FRISO 639-2 'gfy'.

28 september 2016

Het Haagse model

Wellicht verkeert u - zoals velen die zich nooit in de Friese schrijfkunst hebben verdiept - in de veronderstelling dat de spelling van het Fries fonetisch is, en derhalve heel gemakkelijk. Dat is slechts schijn: het standaardwerk 'Stavering' waarin de Friese spellingsregels zijn beschreven, bevat maar liefst honderd pagina's (dertig bladzijden meer dan het boekje 'Tiidwurden',) Het bevat tal van regels, en nog meer uitzonderingen.
De genormeerde spelling van het Westerlauwers Fries is de vrucht van de noeste arbeid van vele ambtenaren. Zij moesten en hoofd bieden aan sociaal-maatschappelijke tegenstellingen, hadden rekening te houden met talloze belangengroepen, en waren genoodzaakt compromissen te sluiten tussen historie en heden, tussen eigen en vreemde herkomst, en westelijke en oostelijke streken in de provincie die zij trachtten te besturen. Het resultaat mag beschouwd worden als verwant aan het Chinees. Friese lettergrepen en Chinese ideogrammen hebben met elkaar gemeen dat zij worden opgebouwd uit willekeurig bijeengeraapte tekens, en zo nu en dan worden aangevuld met een fonetische component.

Het moge duidelijk zijn, dat de officiële Friese spelling alleen al vanwege zijn complexiteit onbruikbaar is voor het Gaarfries. Daarnaast is het ook niet erg wijd verbreid. Het overgrote deel van de  Friestalige bevolking is anafalbeet in zijn eigen taal. Zij schrijft haar ansichtkaarten aan vrienden en familie fonetisch volgens Nederlandse regels, of zelfs geheel in de Nederlandse taal. De overige talen die in Friesland worden gesproken, worden niet vaak geschreven. Bovendien hebben deze talen hun eigen spellingsregels. Het Nederlands daarentegen, is onder praktisch alle sprekers van de Friese talen bekend. Vrijwel iedereen heeft de spellingsregels van het Nederlands op school geleerd. Daarop voortbouwendhoeft niemand belast te worden met het aanleren van een nieuw systeem.

De Friese talen kennen meer woorden voor het weer dan het Nederlands, en ook meer klinkers: korte klanken, lange klanken, neusklanken, tweeklanken, en zelfs drieklanken. Die kunnen niet zonder meer in de Nederlandse spelling worden weergegeven. Enige aanpassing is dus nodig.
Een  voorbeeld van een Nederlandse lokale taal met afwijkende en sterk karakteristieke klanken is het Haags, dat gesproken wordt in een deel van Den Haag. Marnix Rueb, de auteur van de ter plaatse ooit zeer populaire stripreeks Haagse Harry, heeft voor deze taal een revolutionaire eigen spelling ontwikkeld. Hier zijn een paar voorbeelden:
Kap nâh!!
Niet te wènag!!
Dachetnie!!
Krèg ut zuâh!!
Kompleit baggâh!!
Dit zou zich in het Gaarfries kunnen laten vertalen als:
Nów mast ophâde.
Dit stik is in lyts bytsje koarter makke om it wat lêsber te ĥâlden. Oer de stavering fan it Bildsk sille we 't noch ris in oere kear hawwe.

De talen van Friesland

Welke talen worden er eigenlijk in Friesland gesproken? We kennen natuurlijk de onderverdeling in de sociolecten Minfrysk, Geaffrysk, en Dypfrysk. Maar welke talen worden er in de verschillende steden en streken gesproken. Dat zijn er nogal wat.

Globaal gezien zijn de talen van Friesland aan elkaar verwand. De Friese talen zijn verwanbt aan het Engels, en behoren samen tot de Anglo-Friese taalgroep. Samen met het Nederlands, het Duits, het Nedersaksisch, en het Afrikaans behoort deze groep tot de Westgermaanse talen, die op hun beurt, samen met de Noord-Germaanse talen en de uitgestorven Oost-Germaanse talen, deel uit maken van de Germaanse talen. En die behoren tot de grote familie van de Indo-Europese talen, die in geheel Europa en tot in het Indiase subcontinent gesproken worden.
De Friese talen worden ingedeeld in het Westerlauwers Fries, dat in Nederland gesproken wordt, het Oosterlauwers Fries, waartoe het Saterfries dat in Duitsland wordt gesproken toe behoort, en het Noord-Fries, dat rond de Duits-Deense grens wordt gesproken. De laaste twee groepen zullen wij buiten beschouwing laten, omdat wij ons taalproject tot het gebied van de provincie Fryslân beperken. Verder zijn er invloeden van het Fries in andere delen van Nederland, en zelfs tot in de dialecten van Vlaanderen. Maar ook die zullen we verder niet in beschouwing nemen.

In de context van de ontwikkeling van het Gaarfries zullen we, wanneer we spreken van de Friese talen, alle plaatselijk gesproken talen bedoelen, die naast het standaard Nederlands op het grondgebied van de provincie Fryslân gesproken worden. Die kunnen worden ingedeeld in de volgende vier groepen:
  1. de Friese talen
  2. de Friso-Frankische talen
  3. de Friso-Saksische talen
  4. de Franko-Friese talen
De eerste groep, de Friese talen,  kunnen in twee hoofdgroepen worden ingedeeld:
  1. Westerlauwers Fries; hiertoe behoren de meeste talen die in Friestalig Nederland worden gesproken:
    • Kleifries (op de Klei)
    • Woudfries (in de Friese Wouden)
    • Noordhoeks (rond Dokkum)
    • Zuidwesthoeks (in de Zuidwesthoek)
    • Hylpers (in Hindeloopen)
    • Westers (op Terschelling)
    • Aasters (op Terschelling)
  2. Oosterlauwers Fries (hiertoe behoort overigens ook het Saterfries):
    • Eilanders (op Schiermonnikoog)
De tweede groep, de Friso-Frankische talen, worden door taalkundigen beschouwd als dialecten van het Nederlands. Deze zijn enige eeuwen geleden ontstaan, toen Friestaligen in hun streven naar opwaardse sociale mobiliteit het Hollands in de mond begonnen te nemen. In deze groep vinden wij:
  1. het Stadsfries; dit is feitelijk een verzamelnaam voor de talen die in de Friese steden worden gesproken:
    • het Liwwadders (in Leeuwarden, waar volgens sommige bronnen elke wijk een afzonderlijk dialect kent)
      het Snekers
    • het Heerenveens
    • het Harlingers
    • het Franekers
    • het Bolswards
    • het Dokkummers
    • het Kollumers
    • het Drielts (in IJlst)
    • het Stavers (in Stavoren)
  2. Het Amelâns (op Ameland)
  3. Het Midslands (tussen Oostelijk en Westelijk Terschelling)
De derde groep, de Friso-Saksische talen, zijn Nedersaksische talen met een Fries substraat. In Friesland kennen we:
  • het Stellingwarfs (in Stellingwerf in het zuid-oosten van Friesland); naar verwachting is deze taal onderverdeeld in verscheidene dialecten.
Tot slot is er de groep van de Franko-Friese talen. Deze is enige eeuwen geleden ontstaan, toen import-Friezen uit Holland trachtten het Fries te gaan spreken, en daar hun uiterste best voor deden. De enige taal in deze groep neemt in de regio een bijzondere plaats in:
  • het Bildts (gesproken op het Bild); deze is onderverdeeld in een Westelijke en een Oostelijke dialectgroep.
Ziet u door de bomen de Wouden nog? Zo nee, dan is het Gaarfries wellicht goed aan u besteed.

Het Afrikaanse model

De Friese talen kennen een grote rijkdom aan werkwoordsvormen. Dat is eigen aan Germaanse talen, maar het Westerlauwers Fries spant werkelijk de kroon. Deze taal kent niet alleen twee verschillende vervoegingspatronen voor 'zwakke' werkwoorden, maar ook 200 werkwoorden, die variëren van wat men 'sterk' noemt, tot ronduit onregelmatig. Het standaardwerk 'Tiidwurden', dat deze werkwoorden beschrijft, beslaat dan ook maar liefst 70 bladzijden. De Friso-Frankische talen zijn nauwelijks eenvoudiger.
Het is duidelijk dat deze mate van complexiteit een obstakel zou opleveren voor de Friestalige die naar het Gaarfries zal willen overstappen. Voor de nieuwkomer zou het zelfs een onneembare vesting vormen die het zich eigen maken van de nieuwe taal onbereikbaar zou maken. Gelukkig kan het eenvoudiger, want een dergelijke vormenrijkdom is niet nodig. Het Engels, een aan het Fries nauw verwante taal, bewijst het dagelijks en wereldwijd met zijn eenvoudige werkwoordsysteem. De eenvoud van het Engelse werkwoord is zelfs nog verder doorgevoerd in een andere Westgermaanse taal: het Afrikaans. Vanwege de verwantschap met de Friese talen zou deze taal als model kunnen dienen voor het Gaarfriese werkwoord.

Laten we het Afrikaanse werkwoord 'te bak' (bakken) als voorbeeld nemen:
De vervoeging in de tegenwoordige tijd is als volgt:
ik bak
jy bak
hy bak
ons bak
julle bak
hulle bak
 De verleden tijd is eenvoudig gemaakt:
ik het gebak
jy het gebak
Enzovoort, enzovoort. Het onderscheid tussen voltooid verleden tijd en onvoltooid verleden tijd is nergens voor nodig. Wat gebeurd is is gebeurd. De toekomende tijd is net zo eenvoudig:
ik sal bak
Zo eenvoudig kan het dus zijn: je neemt de eerste persoon enkelvoud, en gebruikt dat als basis voor alle werkwoordsvormen. Voor een Friese eenheidstaal is het Afrikaanse model toch niet helemaal passend. Ten eerste kan de bijzondere vorm van de tweede persoon enkelvoud beslist niet gemist worden: die is eigen aan de Friese talen. Daarentegen hoort voor het voltooid deelwoord 'ge-' beslist niet thuis. Maar dit weglaten zonder enige toevoeging zou het lastig herkenbaar maken. Een paar aanpassingen zijn dus nodig, maar we kunnen het aantal vormen beperkt houden.

Het werkwoord wordt dan in de tegenwoordige tijd als volgt vervoegd:
ik bak
do bakst
hij bak
wij bak
jim bak
sij bak
Het deelwoord van de verleden tijd maken we door een '-t' toe te voegen. De vervoeging wordt als volgt:
ik ha bakt
do hast bakt
hij ha bakt
wij ha bakt
jim ha bakt
sij ha bakt
Het hele werkwoord maken we herkenbaar door de toevoeging van een typisch Friese uitgang: 'je'.
bakje
Daarmee hebben we ook de toekomende tijd, de voorwaardelijke wijs, het actief deelwoord,de aansporende wijs, en de gebiedende wijs:
ik sil bakje
ik soe bakje
bakjend
mast bakje
bakje!
Hier is nog een voorbeeld, dat in het Westlauwers Fries volgens het tweede patroon vervoegd zou worden, maar in het Gaarfries net zo gemakkelijk wordt:
ik éamel
do éamelst
hij éamel
wij éamel
ik ha éamelt
mast net éamelje
Hier zijn nog een paar voorbeelden:
ik praat
do praast (de 't' valt weg in de uitspraak en de spelling)
hij praat
wij praat
ik ha praat (één 't' is genoeg)
praatje net sa folle!

ik luuster
do luusterst
hij luuster
wij luuster
ik ha luustert
mast rus luusterje

ik smook
do smookst
hij smook
wij smook
ik ha smookt
meist jir net smookje

Mei dank oan Fieke, foar it bepleitsjen om '-je' en '-st' der yn te hâlden.

27 september 2016

De naam van de taal

'Gearfrysk' is de naam van de taal in het Westlauwers Fries. We kennen het woord 'gear' van 'gearkomste' en 'tegearre', wat 'bijeenkomst' respectievelijk 'samen' betekent. Het is verwant aan het Engelse 'gather' en 'together', en aan het Nederlandse 'vergaren'. In het Nederlands heet de taal dan ook 'Gaarfries'. Het vergaart de talen van Friesland, en brengt deze tezamen.

Hoe zal 'Gaarfries' in het Gaarfries gaan heten? 'Géarfries', 'Gaarfrysk' of 'Jerfries'? Dat kunnen we nu nog niet weten, want de taal is nog volop in ontwikkeling.

Mei dank oan Fieke foar it suggerearjen fan de Hollânske namme.

Over het Gearfrysk, oftewel Gaarfries

in de perceptie van het publiek worden er in de provincie Fryslân twee talen gesproken: het Nederlands, en het Fries, de streektaal aan welke de inwoners als één culturele gemeenschap hun eigen regionale identiteit ontlenen.
Echter, niets is minder waar. De provincie kent namelijk een overweldigende rijkdom en verscheidenheid aan talen en dialecten, die van streek tot streek en van stad tot stad verschillen. Hoewel de schrijfwijze van het Westerlauwers Fries gestandaardiseerd is, worden binnen deze taal - naast Minfrysk en Geaffrysk - op zijn minst vijf of zes streekdialecten onderscheiden. Daarnaast is er een grote verscheidenheid aan stads- en streektalen die tot het Nederlands gerekend worden, maar een sterk door het Fries zijn beïnvloed. Zo zijn daar het Stadsfries - eigenlijk een verzamelterm voor de dialecten die in de Friese steden worden gesproken - en het Bildts. En dan hebben we het nog niet eens gehad over het Oost- en Weststellingwerfs.

Helaas wordt heden ten dage deze talenrijkdom - en daarmee de culturele eigenheid van haar sprekers - met uitsterven bedreigd. Het steeds oprukkende Nederlands laat - onder de invloed van de media en de komst van nieuwe bewoners uit binnen- en buitenland - steeds meer zijn invloed gelden in deze lokale talen - of verdringt deze zelfs volledig. De Friese talen staan tegen deze stroming niet sterk, omdat elke taal slechts een zeer kleine gemeenschap kent - vaak te klein en niet bij machte de volgende generaties aan te moedigen zich deze talen eigen te maken. Voor de jongere generaties en de nieuwkomers die zonder deze streektalen zijn grootgebracht werpt de zelfs voor Germaanse talen ongewone complexiteit een extra drempel op om deze te leren en te gaan gebruiken.
De hier geschetste situatie er onvermijdelijk toe leiden, dat de Friese talen zullen afkalven, en op den duur jammerlijk zullen uitsterven. Om de Friese taal- en cultuuridentiteit voor de komende generaties te behouden, zullen de inwoners van Friesland hun krachten moeten bundelen.

De oplossing is één kunsttaal voor Friesland - het Gearfrysk, of in het Nederlands, Gaarfries. Deze taal zal de taal- en cultuurgemeenschappen van alle Friese streken en steden verenigen, en de jongeren en nieuwkomers laten aansluiten. De taal zal gemakkelijk zijn om te leren, en haar gebruikers, naast het behoud van hun culturele identiteit, ontspanning en vermaak bieden.

Op dizze webside kinne jo de ûntwikkeling fan de nije taal folgjen. Alsa't jo dat winskje, binne jo wolkom om by te dragen mei kommentaar, ideeën, en suggestjes.

Yn dit stik binne der in pear flaters weihelle.