Ontkenning
- Een bevestigende zin wordt ontkennend gemaakt met het woord net.
Vraag
- Een vraagzin wordt gevormd door het omkeren van de volgorde van het onderwerp en de persoonsvorm. Tevens wordt het woord jù (juh) achter aan de zin toegevoegd.
weàze
ik bin
do bist
hy is
wy binne
ik ha wezen
havjeHet Gaarfries kent geen sterke werkwoorden.
ik ha
do hast
hy hat
wy hawwe
ik ha hân
stikel, stikelgewaaksBomen hebben een eigen meervoudsvorm, die tamelijk voor de hand ligt:
brohnnettel (brânnettel), brohnnettelgewaaks
boekebeam, boekebeameboskPlantaardige levensvormen, waarbij geen afzonderlijke planten te onderscheiden zijn, kennen geen afzonderlijke meervoudsvorm. Die is overigens ook niet nodig.
lik, likkebosk
gehs (gês)Bij bloemen kunnen de twee eerstgenoemde vormen allebei voorkomen. Zolang ze nog in de grond zitten worden ze gewoon als elke andere plant beschouwd:
moas
liguster
roas, roazegewaaksEchter, als u ze geplukt heeft, in de winkel koopt, aan iemand cadeau geeft, of ze schuin onder water afsnijdt en in een vaasje op het dressoir zet, worden ze als boompjes beschouwd:
hiensteblom, hiensteblommegewaaks
roas, roazeboskNet als dieren vormen ook planten een bron van culinair genot, zoals menigeen die met de Friese keuken bekend is zal kunnen beamen. De meervoudsvorm is afhankelijk van de wijze waarop het betreffende plantendeel gewoonlijk wordt klaargemaakt voor menselijke consumptie. De eerste groep wordt doorgaans gekookt, gebakken, gegrild, gepoft, of in de combi-magnetronoven gedaan voordat men deze opdient:
hiensteblom, hiensteblommebosk
jirpel, jirpelgrieente (jirpelgriènte)Wat rauw wordt gegeten, behoort tot de tweede categorie:
blomkoal, blomkoalgrieente (blomkoalgriènte)
spruut, sprutegriente (sprutegriènte)
par, parrefruitIs de tomaat nu een groente of een vrucht? Gelukkig hoeven wij ons niet te mengen in de tomatentwist, want in het Gaarfries zijn de regels eenduidig. De tomaat is een gewas, waarvan de eetbare delen zowel verhit als onverhit worden gegeten. Bij elk gebruik is er een passende meervoudsvorm:
sinesappel, sinesappelfruit
druuuf (drúúf), druuvefruit (drúvefruit)
tomaat, tomategrieente (tomategriènte), tomatefruit, tomategewaaksEn dit kun je er ook nog van maken:
tomatesopLekker iten. Of drinken.
báás, féést, smóók, tsíés, drúúf, móésMaar om telkens die accenten te moeten typen blijkt best lastig te zijn. Je hebt er dode toetsen bij nodig. Als je pech hebt, moet je daarbij steeds de alt-toets ingedrukt houden - en niet vergeten die tijdig weer los te laten. De onvermijdelijk hieruit voortkomende typefouten moeten vervolgens weer gecorrigeerd worden met de nodige slagen op de backspace-toets. Zo worden er voortdurend aanslagen gepleegd op je vingertoppen, riskeer je RSI, en een vroegtijdig levenseinde voor je toetsenbord. Daarnaast bestaan er apparaten die niet eens de beschikking hebben over de volledig gevulde Unicode-letterbak. Als Gaarfriestalige zou je daarmee ook nog een communicatieprobleem krijgen. Gelukkig is er een simpel en doeltreffend alternatief, dat zelfs werkt als je toestel uitsluitend voor Engelstaligen is ontworpen:
twá, sé, kó
sât, dêr, rôt
baaas, feeest, smoook, tsiies, druuuf, mooesOm een lange klank van een korte te onderscheiden, verdubbel je gewoon de letter. En als een klank met meer dan een letter wordt geschreven, verdubbel je de eerste letter. Het gaat zo wel wat op Fins lijken, en dat is geen toeval. Ook in het Fins worden namelijk korte en lange klinkers van elkaar onderscheiden, en wel op deze manier.
twaa, see, koo
*saat, *deer, *rootOm verwarring te vermijden, moeten we terugvallen op een schrijfwijze, die toch een beetje Haags aandoet:
saht, dehr, rohtTot dusver was het ook worstelen met een aantal tweeklanken, die niet in het Nederlands voorkomen. Volgens het Haagse model zou je ze als volgt kunnen schrijven:
bíèr, béàm, natúèr, hóéèd, fréúèn, bóéèr, sóàdMaar door gewoon een extra klinker erachter te zetten, kunnen we ons wederom een hoop lastige toetsaanslagen besparen:
bieer, beeam, natuuer, hoeed, freuen, boeer, sooadSoms liggen eenvoudige oplossingen minder voor de hand dan je zou denken. En soms ook wat meer.
man, manljuhDeze categorie is niet alleen voor van toepassing op familieleden en sociale relaties, maar bijvoorbeeld op beroepen:
frâl, frâlljuh
âde, âdeljuh
buuèr, buuèrljuh
jonge, jongeljuh
boeèr, boeèrljuhAan het Schiermonnikoogs ontlenen we de meervoudsvorm voor dieren met een vacht, die op het land leven. De grootte van het dier doet er niet toe.
slachter, slachterljuh
bakker, bakkerljuh
burgemaster, burgemasterljuh
pliesje,pliesljuhpliesje
timmerman,timmermanljuhtimmerljuh
kó, kóbistenBovengenoemde woorden hebben betrekking op levende dieren. Als gerecht hebben ze een andere vorm:
kjel, kjellebisten
hóén, hóénebisten
kot, kottebisten
baarch, baarchebisten
skieèp, skieèpebisten
bôk, bôkbisten
móés, móézebisten
kówefleisDieren met veren vormen een eigen groep. Hier wordt geen onderscheid gemaakt tussen een meerdere levende dieren n het gerecht. Let op: beide vormen zijn grammaticaal enkelvoudig.
baarchefleis
skieèpefleis
dó, dówefoegeltEen derde groep zijn kleine dieren zonder vacht, die zich laag over de grond bewegen. Hier bestaat geen aparte vorm voor het dier als gerecht, aangezien deze dieren in Friesland over het algemeen niet gegeten worden.
ein, einefoegelt
piek, piekefugelt
skríés, skríésfoegelt
jerrebarre, jerrefoegelt
gers, gerskroepselEen vierde te onderscheiden groep zijn kleine dieren zonder veren, die zich door de lucht bewegen. Ook deze worden niet gegeten.
slang, slangekroepsel
eamel, eamelkroepsel
krokkedil, krokkedillekroepsel
neef, nevefleanselDieren die in het water leven vormen de laatste groep. Hier wordt er in het geheel geen onderscheid gemaakt tussen een enkel dier, meerdere levende dieren, of het gerecht.
by, byfleansel
hopke, hopkefleansel
fiskOver het plantenrijk zullen we het een andere keer hebben.
jerring
kabbeljau
walfisk
inketspuier
montsjeHelaas past '-tsje' niet overal achter. '*pofstje', '*blomtsje', en '*huustsje' zou je niet kunnen uitspreken. In die gevallen kunnen we terugvallen op een alternatief: '-ke'. Bijvoorbeeld:
frautsje
kientsje
hoentsje
boltsje
poedtsjepoedsje
jiskepontsje
skwaltsje
skoetsje
pofkeDan hebben we alleen nog een probleem als een woord eindigt op een '-k', zoals 'bok'. '*boktsje' is niet uitspreekbaar, en '*bokke' klinkt niet als een verkleinwoord. In dat soort gevallen rest er niets anders dan '-je'.
blomke
huuske
dwarpke
bokjeVervolgens is de vraag wat te doen met de klankverschuivingen. Totale omvorming is niet nodig. In het Westerlauwers gebeurt dit met sommige woorden, maar sommige ook niet. De Friso-Frankische doen het over het algemeen helemaal zonder, en dat is geen probleem. Aan de andere kant zou een te rigide benadering ons taalgevoel geweld aandoen. '*bêdsje', '*bôltsje' of '*húúske' klinken toch wat te geforceerd. Een verkorting van de klank doet toch wat natuurlijker aan:
bóésboekje
bêd, bedsjeDeze regel is gemakkelijk uit te leggen en te onthouden: kleine dingen zijn nou eenmaal niet lang.
bôle, boltsje
húús, huuske
ik ha bakken / un poedsje petat / ut sóérBovengenoemde vorm is de bedrijvende vorm. Voor de lijdende vorm in de tegenwoordige tijd gebruiken we 'wudje'. Dit hulpwerkwoord kunnen we ook gebruiken om een toestand uit te drukken waar men in terecht komt.
do hast bakken / un poedsje petat / ut sóér
hy hat bakken / un poedsje petat / ut sóér
wy hawwe bakken / un poedsje petat / ut sóér
ik ha bakken / un poedsje petat / ut sóérhaenhân
ik wud bakken / jelwíésNatuurlijk is er ook een lijdende vorm in de verleden tijd. Die maken we met 'weaze', dat verder nog dienst doet als uitdrukking van een de toestand waar men reeds in verkeert, een locatie, of vereenzelviging met iets of iemand. Helaas ontkomen we vanwege de herkenbaarheid niet aan een paar onregelmatigheden. Maar zolang dat tot enkele woorden beperkt blijft kunnen we daarmee leven.
dowudstwust bakken / jellwíés (probeer die 'd' maar eens uit te spreken)
hywudtwut bakken / jelwíés (de 'd' is hier niet eens te horen)
wy wudde bakken / jelwíés
ik ha bakken / jelwíés wudden
ik bin bakken / in Frentsjer / nuver / NapoleonDe straatnaam 'De Weaze' in Leeuwarden komt overigens uit de gemeeenschappelijke Oud-Friese taal. De naam betekent 'Het Leven'.
do bist bakken / in Frentsjer / nuver / Napoleon
hy is bakken / in Frentsjer / nuver / Napoleon
wy binne bakken / in Frentsjer / nuver / Napoleon
ik ha bakken / in Frentsjer / nuver / Napoleon wezen
ik sil bakje / om soekerbôleWe hadden al gezien dat het hele werkwoord dienst kan doen als gebiedende wijs. Maar een aansporing kan ook worden uitgedrukt met het hulpwerkwoord 'matje'. Het wordt tevens gebruikt om uit te drukken, dat een handeling gewenst, noodzakelijk, of vereist is.
dów silst bakje / om soekerbôle
hy silt bakje / om soekerbôle
wy sille bakje / om soekerbôle
ik ha bakje / om soekerbôle sillen (maar dat zegt men in de praktijk nooit)
ik mat bakjeKortweg zegt men ook wel:
domatstmast bakje
hymattmat bakje
wy matte bakje
ik ha bakje matten
mast bakjeDaarmee hebben we ook de aanvoegende wijs te pakken. Deze vorm vind je soms nog in recepten en in Bijbelvertalingen.
Mast un aai nimje.
Jo namme mat heilichen wudje.Met 'sóéje' kun je uitdrukken, dat een handeling niet daadwerkelijk plaatsvindt, maar voorgesteld wordt. Dat wordt ook wel de voorwaardelijke wijs genoemd.
Jo keningkrijk mat komje.
ik sóé bakjeDit werkwoord wordt wel eens verward met het denkbeeldige werkwoord '*soenje'. Dat bestaat echter niet in het Gaarfries, omdat deze nuance niet past in het bewustzijn van de inwoners van het Friese taalgebied. In plaats daarvan spreekt men van 'tuutsje' of 'lebberje'. Maar dit terzijde.
do sóést bakje
hy sóét bakje
wy sóéwe bakje
ik ha bakjesóéwensóén
ik kin bakjeMet 'meije' wordt uitgedrukt dat iets toegestaan is. Je kunt er ook waardering voor iets of iemand mee uitdrukken.
do kinst bakje
hy kint bakje
wy kinne bakje
ik ha bakje kinnen
ik mei bakje / soekerbôleMet 'wolje' wordt een wens of een streven uitgedrukt.
do meist bakje / soekerbôle
hy meit bakje / soekerbôle
wy meie bakje / soekerbôle
ik wol bakjeTot slot is er het hulpwerkwoord 'litje'. Dit is een handig woord, waarmee handelingen worden uitgedrukt die door een ander worden uitgevoerd.
dowolstwôst bakje (de 'l' hoor je niet, dus je schrijft hem niet)
hywoltwôt bakje (hier ook niet)
wy wolle bakje
ik ha bakje wollen
ik lit bakjeEn zo hebben we alle wijzen in pacht.
dolitstlist bakje
hy littlit bakje
wy litte bakje
ik ha bakje litten
Ut kin net.De vragende wijs is net zo gemakkelijk. Elke vraagzin eindigt met het woordje 'juh':
Ik ha de soekerbôle net bakken.
Mast net sa eamelje!
Hawwe jum dat bakken juh?
Mat dat no sa juh?
Komst uut Frentsjer wei juh?
ik bakDit is de tweede vervoeging in dezelfde taal, voor zwakke werkwoorden die op '-je' eindigen:
do bakst
hy/sy/it bakt
wy/jimme/jo/sy bakke
ik *bakjeTen overvloede: 'bakke' behoort volgens het boekje tot de eerste groep, vandaar de asterisk voor '*bakje'. (Maar je weet maar nooit of 'bakje' toch in een plaatselijke variant wordt gebezigd.)
do *bakkest
hy/sy/it *bakket
wy/jimme/jo/sy *bakje
ik bakHet Bildts staat wat verder van het Nederlands af, maar heeft eveneens aan één patroon genoeg:
dou bakst
hij/sij/ut bakt
we/jum/jou/se bakke
ik bakGezien de overeenkomsten ligt het voor de hand om het eerste pratroon gewoon te blijven volgen. Zo blijven de meest gangbare werkwoorden voor iedereen herkenbaar:
dou bakst
hij/sij/'t bakt
wij/jimme/sij bakke
ik smookEen lastiger vraagstuk is het voltooid deelwoord. Dat zou volgens de vervoeging van bovenstaande talen 'bakt', '*bakke', of 'bakken' kunnen zijn. Daarbij lopen we bovendien tegen het probleem van de sterke werkwoorden aan. Het zou onbegonnen werk zijn om 200 afwijkende vormen uit het hoofd te leren, laat staan om de grammaticaboeken van alle Friese talen door te gaan spitten en daaruit al die vormen te moeten kiezen. We moeten dus voor één vorm kiezen, en - ten overvloede - 'ge-' hoort in de Friese talen niet thuis.
dów smookst
hy smookt
wy smoke
Ik ha bakken,Het vraagstuk dat hiermee overblijft is het hele werkwoord. De meervouds-persoonsvorm op '-e' kunnen we niet gebruiken, want in de Friese zinsbouw wordt er te pas (en zo nu en dan te onpas) een '-n' achter het hele werkwoord geplakt. Je zou dan 'te bakken' krijgen, wat weer verwarring zou geven met het voltooid deelwoord. Zo is er toch nog een kleine maar dragende rol weggelegd voor die typisch Friese uitgang '-je'. En - naar het voorbeeld van het Bildts - gebruiken we het hele werkwoord ook als gebiedende wijs.
dów hast smoken.
Bakje! Mar mast net smookje.Mei dank oan Andries, dy 't mij syn 'Woordeboek fan 't Bildts' útleend had
Kap nâh!!Dit zou zich in het Gaarfries kunnen laten vertalen als:
Niet te wènag!!
Dachetnie!!
Krèg ut zuâh!!
Kompleit baggâh!!
Nów mast ophâde.Dit stik is in lyts bytsje koarter makke om it wat lêsber te ĥâlden. Oer de stavering fan it Bildsk sille we 't noch ris in oere kear hawwe.
ik bakDe verleden tijd is eenvoudig gemaakt:
jy bak
hy bak
ons bak
julle bak
hulle bak
ik het gebakEnzovoort, enzovoort. Het onderscheid tussen voltooid verleden tijd en onvoltooid verleden tijd is nergens voor nodig. Wat gebeurd is is gebeurd. De toekomende tijd is net zo eenvoudig:
jy het gebak
ik sal bakZo eenvoudig kan het dus zijn: je neemt de eerste persoon enkelvoud, en gebruikt dat als basis voor alle werkwoordsvormen. Voor een Friese eenheidstaal is het Afrikaanse model toch niet helemaal passend. Ten eerste kan de bijzondere vorm van de tweede persoon enkelvoud beslist niet gemist worden: die is eigen aan de Friese talen. Daarentegen hoort voor het voltooid deelwoord 'ge-' beslist niet thuis. Maar dit weglaten zonder enige toevoeging zou het lastig herkenbaar maken. Een paar aanpassingen zijn dus nodig, maar we kunnen het aantal vormen beperkt houden.
ik bakHet deelwoord van de verleden tijd maken we door een '-t' toe te voegen. De vervoeging wordt als volgt:
do bakst
hij bak
wij bak
jim bak
sij bak
ik ha baktHet hele werkwoord maken we herkenbaar door de toevoeging van een typisch Friese uitgang: 'je'.
do hast bakt
hij ha bakt
wij ha bakt
jim ha bakt
sij ha bakt
ik sil bakjeHier is nog een voorbeeld, dat in het Westlauwers Fries volgens het tweede patroon vervoegd zou worden, maar in het Gaarfries net zo gemakkelijk wordt:
ik soe bakje
bakjend
mast bakje
bakje!
ik éamel
do éamelst
hij éamel
wij éamel
ik ha éameltHier zijn nog een paar voorbeelden:
mast net éamelje
ik praat
do praast (de 't' valt weg in de uitspraak en de spelling)
hij praat
wij praat
ik ha praat (één 't' is genoeg)
praatje net sa folle!
ik luuster
do luusterst
hij luuster
wij luuster
ik ha luustert
mast rus luusterje
ik smook
do smookst
hij smook
wij smook
ik ha smookt
meist jir net smookje